Sinds 2014 is er een koninklijk besluit voor paramotoren, die alles legaal maakt en strikt maar correct reglementeert in België. Hieronder de belangrijkste bepalingen waaraan je moet voldoen alvorens de opleiding paramotor (bootcamp) te starten:
Wanneer je over eigen materiaal beschikt moet je ook nog voldoen aan onderstaande bepalingen:
Deze administratie is helemaal niet moeilijk of ingewikkeld. Heb je hulp nodig, aarzel dan niet om langs te komen voor meer uitleg. Wij helpen je graag met uw administratie in orde te brengen!
Handige tip: Installeer de Itsme-app op uw gsm om heel eenvoudig in te loggen op de website van DGLV en alle websites van de overheid. Het zal zelfs uw online banking vergemakkelijken! Bij vragen over app's of uw computer, kan je altijd bij Cris terecht (vroeger informaticus).
Hieronder het volledige KB Paramotor van 10/06/2014 in een aangepast, duidelijk en overzichtelijke layout. Er is een complete inhoudstabel (klikbaar), en na ieder hoofdstuk geven we ook een samenvatting met de belangrijkste punten!
We hebben met opzet het lange KB Paramotor niet in tabbladen of verschillende pagina's opgedeeld, om het doorzoeken met de zoekfunctie (CMD+F op Apple of CTRL+F op Pc) heel eenvoudig te maken! Hier gaan we ...
ARTIKEL 1:
Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder:
ARTIKEL 2:
De paramotoren die beantwoorden aan de bij dit besluit vastgestelde voorwaarden zijn vrijgesteld van de toepassing van de artikelen 2 tot 42 van het koninklijk besluit van 15 maart 1954 tot regeling der luchtvaart.
SAMENVATTING HOOFDSTUK 1: DEFINITIES EN ALGEMENE BEPALINGEN
2.1: AANVRAAG TOT REGISTRATIE
ARTIKEL 3:
Bij het Directoraat-generaal Luchtvaart wordt een register van de paramotoren bijgehouden.
ARTIKEL 4:
§1:
Worden geregistreerd op aanvraag, de paramotoren die geheel of gedeeltelijk, in volle eigendom toebehoren aan in België woonachtige onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie of van een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
§2:
Kunnen worden geregistreerd door de Directeur-generaal, de paramotoren welke gedeeltelijk in volle eigendom toebehoren aan onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie of van een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte die in België hun woonplaats hebben.
§3:
Kunnen worden geregistreerd door de Directeur-generaal, de paramotoren welke geheel of gedeeltelijk in volle eigendom toebehoren aan:
ARTIKEL 4:
Iedere belanghebbende kan op verzoek inzage verkrijgen in het register van de paramotoren bij het Directoraat-generaal Luchtvaart.
ARTIKEL 5:
Geen enkele in het buitenland geregistreerde of ingeschreven paramotor wordt in België geregistreerd alvorens hij in het buitenlands register is doorgehaald.
ARTIKEL 6:
Het registreren of inschrijven in het buitenland van een vroeger in het Belgisch register van de paramotoren geregistreerd luchtvaartuig heeft in het Koninkrijk slechts uitwerking indien de registratie in het Belgisch register vooraf is doorgehaald.
ARTIKEL 8:
§1:
De in artikel 4 bedoelde personen, die in België een paramotor wensen te registreren, richten aan de Directeur-generaal een ondertekende aanvraag tot registratie.
§2:
In de aanvraag tot registratie wordt opgave gedaan van:
Indien één of meer andere natuurlijke personen of rechtspersonen dan de aanvrager, rechten van eigendom hebben op de paramotor, vermeldt de aanvraag het aandeel van die rechten, alsmede, ook voor elk van die personen, de hierboven bepaalde gegevens.
§3:
Bij de aanvraag worden gevoegd:
§4:
De in artikel 8, §3, 4°, 1), en artikel 8, §3, 5° voorziene verplichtingen gelden niet voor de gebruikte paramotoren waarvoor aangetoond wordt dat ze bij een vorige registratie hier te lande reeds een dergelijk attest kregen en voor zover deze paramotoren sedert die registratie het land niet verlaten hebben op een andere wijze dan in het internationaal verkeer zonder verandering van eigenaar.
ARTIKEL 9:
Van elk feit, dat aanleiding geeft tot wijziging van de gegevens die volgens artikel 8 moeten voorkomen in de aanvraag en de bewijsstukken voor te leggen met het oog op de registratie, wordt binnen dertig dagen door de titularis van het bewijs van registratie schriftelijk kennisgegeven aan de Directeur-generaal.
2.2: BEWIJS VAN REGISTRATIE
ARTIKEL 10:
De aanvrager ontvangt een bewijs van registratie voor elk in het register van de paramotoren ingeschreven luchtvaartuig.
ARTIKEL 11:
In geval van ongewilde buitenbezitstelling van het bewijs van registratie, kan de Directeur-generaal dat vervangen.
ARTIKEL 12:
§1:
De registratie eindigt:
§2:
Wanneer het bewijs van registratie niet meer geldig is, dient de houder het onmiddellijk terug te zenden aan de Directeur-generaal.
2.3: DOORHALING VAN DE REGISTRATIE
ARTIKEL 13:
De registratie in het register van de paramotoren wordt ambtshalve doorgehaald:
ARTIKEL 14:
Behalve de bepalingen van artikel 13, kan de registratie, die op grond van artikel 4, §2 en 3, heeft plaatsgehad te allen tijde door de Directeur-generaal worden doorgehaald indien de voorwaarden van artikel 4, §2 en 3 niet langer worden voldaan.
ARTIKEL 15:
Van de doorhaling wordt schriftelijk kennisgegeven aan de persoon aan wie het bewijs van registratie werd afgegeven. Een bewijs van doorhaling wordt afgegeven aan al wie zulks aanvraagt.
2.4: REGISTRATIEKENMERKEN
ARTIKEL 16:
Iedere paramotor geregistreerd in het register van de paramotoren voert zijn registratiemerk bestaande uit de kenmerken van de Belgische nationaliteit, namelijk de letters OO, gevolgd door het registratiekenmerk, bestaande uit een groep van drie tekens, bestaande uit hetzij letters, hetzij cijfers, hetzij een combinatie van letters en cijfers.
Het nationaliteitskenmerk staat voor het registratiekenmerk en is hiervan gescheiden door een horizontale streep.
ARTIKEL 17:
Elke bestuurder van een paramotor zorgt ervoor dat het in artikel 16 bedoelde registratiemerk op een goed zichtbare plaats wordt aangebracht op het zweefscherm.
De elementen van het registratiemerk moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
SAMENVATTING HOOFDSTUK 2: REGISTRATIE
3.1: ALGEMEENHEDEN
ARTIKEL 18:
De eigenaar van de paramotor is verantwoordelijk voor het behouden van de luchtwaardigheid van zijn paramotor.
3.2: TECHNISCHE VOORWAARDEN
ARTIKEL 19:
De paramotoren moeten volgende prestaties kunnen uitvoeren:
Het door de paramotor voortgebrachte geluidsniveau, gemeten volgens de methode beschreven in bijlage I bij dit besluit, mag niet hoger zijn dan 88 dB (A) voor het type éénzitter en 92 dB (A) voor het type tweezitter.
ARTIKEL 20:
De volgende minimumuitrusting wordt aan boord van elke paramotor meegenomen:
ARTIKEL 21:
De paramotor mag enkel gebruikt worden als hij zich in zulke staat van onderhoud bevindt dat zijn basiskarakteristieken behouden blijven en hij alle waarborgen vertoont voor een veilig gebruik.
Hiertoe dient de eigenaar van de paramotor voor elke paramotor een boekje bij te houden waarin alle technische incidenten en onderhoudswerken, inzonderheid de herstellingen en het vervangen van onderdelen moeten worden vermeld.
Dit boekje moet op eenvoudige aanvraag voorgelegd worden aan de beambten aangeduid door de Directeur-generaal.
Alle werken en controles worden uitgevoerd volgens de gebruikershandleiding die deel uitmaakt van het technisch dossier waarvan sprake in artikel 8.
3.3: GESCHIKTHEID TOT VLIEGEN
ARTIKEL 22:
De geschiktheid tot vliegen van een paramotor wordt vastgesteld door het bewijs van registratie.
ARTIKEL 23:
Het bewijs van registratie kan worden ingetrokken of geschorst door de Directeur-generaal:
SAMENVATTING HOOFDSTUK 3: LUCHTWAARDIGHEID
ARTIKEL 24:
§1:
Geen paramotor wordt tot het luchtverkeer toegelaten indien hij niet is geregistreerd en indien hij de volgende bewijsstukken niet meevoert:
In afwijking van het bovenstaande lid, kan de paramotor die bestuurd wordt door een persoon die zich met toepassing van de regels van dit besluit wenst voor te bereiden op de praktische proef zoals bedoeld in bijlage III bij dit besluit, toegelaten worden tot het luchtverkeer voor zover aan de bepaling vermeld onder punten 1° en 3° voldaan is.
§2:
De in punten 1° tot 3° genoemde bewijsstukken worden opgemaakt overeenkomstig de voorschriften van de Directeur-generaal.
§3:
De bewijsstukken vermeld in de punten 1° tot 3° moeten op eenvoudige aanvraag voorgelegd worden aan de beambten aangeduid door de Directeur-generaal.
SAMENVATTING HOOFDSTUK 4: TOELATING TOT HET LUCHTVERKEER
5.1: ALGEMEENHEDEN
ARTIKEL 25:
§1:
Niemand mag een paramotor besturen als hij geen houder is van een toelating tot het besturen van een paramotor en van een geldig medisch attest.
De uitoefening van de voorrechten van de toelating tot het besturen is beperkt tot het grondgebied van het Koninkrijk.
§2:
In afwijking van §1, mag iedere persoon die de leeftijd van 16 jaar bereikt heeft en houder is van een geldig medisch attest onder toezicht van een monitor een paramotor besturen om zich voor te bereiden op de praktische proef zoals bedoeld in bijlage III bij dit besluit.
§3:
De toelating tot besturen van een paramotor en de bevoegdverklaring als monitor worden uitgereikt door de Directeur-generaal.
Deze toelating en bevoegdverklaring kunnen steeds, voor de duur die hij bepaalt, geweigerd, ingetrokken, geschorst of beperkt worden door de Directeur-generaal, indien de houder de luchtvaartveiligheid of de veiligheid van personen of goederen in gevaar brengt of de luchtvaartwetgeving of.-reglementering niet naleeft.
5.2: TOELATING TOT HET BESTUREN
ARTIKEL 26:
§1:
De toelating tot het besturen van een paramotor verleent de houder ervan toestemming tot:
§2:
Om de toelating tot het besturen van een paramotor te bekomen, moet de aanvrager:
Een lijst met de gegevens van erkende monitors kan op eenvoudig verzoek van de kandidaat bij het Directoraat-generaal Luchtvaart worden bekomen.
ARTIKEL 27:
§1:
De toelating tot het besturen van een paramotor is onbeperkt geldig voor zover de houder in het bezit is van een geldig medisch attest en op voorwaarde dat de houder van een toelating tot het besturen van een paramotor minstens een maal per periode van 24 maanden die voor het eerst begint te lopen op de dag waarop de toelating tot het besturen van een paramotor werd afgeleverd, slaagt voor een praktische check-up.
Nalaten de praktische check-up te ondergaan binnen de in het vorige lid bedoelde periode, leidt van rechtswege tot schorsing van de geldigheid van de toelating tot het besturen van een paramotor.
§2:
De monitor neemt de praktische check-up af.
Een lijst met de gegevens van erkende monitors kan op eenvoudig verzoek van de houder van een toelating tot het besturen van een paramotor bij het Directoraat-generaal Luchtvaart worden bekomen. De monitor stelt vast dat de houder van een toelating tot het besturen van een paramotor geslaagd dan wel gezakt is voor de praktische check-up. De monitor vermeldt de datum en het resultaat van de praktische check-up in het vliegboek.
§3:
Het niet slagen voor de praktische check-up leidt van rechtswege tot onmiddellijke schorsing van de geldigheid van de toelating tot het besturen van een paramotor.
De schorsing van de geldigheid van de toelating tot het besturen van een paramotor kan slechts worden opgeheven indien de houder ervan opnieuw slaagt in de praktische check-up.
§4:
Het is de houder van een toelating tot het besturen van een paramotor die geschorst werd wegens het niet slagen voor de praktische check-up enkel toegestaan zich op de praktische proef zoals bedoeld in bijlage III bij dit besluit voor te bereiden onder toezicht van een monitor.
De houder van een toelating tot het besturen van een paramotor die geschorst werd wegens het niet slagen voor de praktische check-up die zich wenst voor te bereiden op de praktische proef zoals bedoeld in bijlage III bij dit besluit dient in het bezit te zijn van een geldig medisch attest van klasse 4.
5.3: BEVOEGDVERKLARING MONITOR VOOR PARAMOTOREN
ARTIKEL 28:
De bevoegdverklaring monitor voor <paramotoren> staat de houder toe:
ARTIKEL 29:
Om de bevoegdverklaring als monitor voor <paramotoren> te bekomen moet de aanvrager:
ARTIKEL 30:
De voorrechten verbonden aan de bevoegdverklaring als monitor kunnen worden uitgeoefend gedurende een periode van ten hoogste drie jaar. Daarna wordt de uitoefening van deze voorrechten opnieuw toegestaan voor periodes van ten hoogste drie jaar indien de betrokkene in de loop van het laatste jaar van de geldigheid van zijn bevoegdverklaring als monitor het bewijs levert van het behoud van zijn bedrevenheid als monitor ten overstaan van een door de Directeur-generaal aangewezen monitor.
5.4: EXAMENS
ARTIKEL 31:
§1:
De Directeur-generaal stelt de wijze voor het indienen van de examenaanvragen vast en treft de nodige schikkingen voor de inrichting van de examens.
§2:
De in bijlage III van dit besluit beschreven examens worden afgelegd voor een houder van een toelating tot het besturen van een paramotor die over de bevoegdverklaring `monitor voor <paramotoren>' beschikt.
Het didactisch examen op de grond zoals bedoeld in bijlage IV bij dit besluit wordt afgelegd voor een examinator van het Directoraat-generaal Luchtvaart.
Het praktisch examen zoals bedoeld in bijlage IV bij dit besluit, wordt afgenomen door een door het Directoraat-generaal Luchtvaart aangewezen monitor.
ARTIKEL 32:
Voor elk examen stelt de persoon die het examen afneemt vast dat de kandidaat geslaagd dan wel gezakt is en brengt hierover verslag uit aan de Directeur-generaal.
5.5: VLIEGBOEK
ARTIKEL 33:
De bestuurder schrijft al zijn vluchten chronologisch in zijn vliegboek in met vermelding van de gebruikte paramotor en zijn registratienummer, de duur van de vlucht alsook de plaatsen van opstijgen en landen. De vluchten uitgevoerd onder toezicht van een monitor worden door deze laatste afgetekend in het vliegboek.
ARTIKEL 34:
Het vliegboek, waarvan het model goedgekeurd is door de Directeur-generaal, wordt voorgelegd vóór de uitreiking van een toelating tot het besturen van een paramotor en van de bevoegdverklaring als monitor en op aanvraag van de Directeur-generaal of van zijn gemachtigde.
SAMENVATTING HOOFDSTUK 5: BESTURING
ARTIKEL 35:
§1:
Een terrein voor <paramotoren> met een permanent karakter moet aangelegd worden in overeenstemming met artikel 43 van het koninklijk besluit van 15 maart 1954 tot regeling der luchtvaart.
§2:
In afwijking van §1, dienen de gebruikers van een terrein voor <paramotoren> met een tijdelijk karakter daartoe over de schriftelijke toelating van de eigenaar of huurder van het terrein te beschikken.
Ten minste 2 werkdagen vóór de ingebruikneming informeren de gebruikers de burgemeester en het Directoraat-generaal Luchtvaart over de ligging van het terrein, onder de vorm van een ondertekende verklaring dat het terrein voor <paramotoren> met een tijdelijk karakter voldoet aan de bepalingen van dit besluit.
§3:
In afwijking van §1, dienen de gebruikers van een terrein voor <paramotoren> met een recreatief karakter daartoe over de toelating van de eigenaar of huurder van het terrein te beschikken.
Tenminste 2 werkdagen vóór de ingebruikneming informeren de gebruikers de burgemeester. Tenminste 2 uren vóór de ingebruikneming informeren de gebruikers het Directoraat-generaal Luchtvaart over de ligging van het terrein, onder de vorm van een ondertekende verklaring dat het terrein voor <paramotoren> met een recreatief karakter voldoet aan de bepalingen van dit besluit.
ARTIKEL 36:
§1:
De terreinen die gebruikt worden voor het opstijgen en landen van <paramotoren>, moeten voldoen aan volgende voorwaarden:
§2:
Tijdens het gebruik moet zich op het terrein een windrichtingaanwijzer bevinden. Deze is zodanig geplaatst dat hij zichtbaar is voor een paramotor in vlucht of op het terrein en niet onderhevig is aan turbulenties die veroorzaakt worden door omliggende voorwerpen.
De windrichtingaanwijzer moet de windrichting en een indicatie van de windsnelheid aangeven.
ARTIKEL 37:
§1:
De uitbater van een terrein voor <paramotoren> met een permanent karakter is ertoe gehouden:
§2:
De gebruikers van een terrein voor <paramotoren> met een tijdelijk karakter zijn ertoe gehouden:
ARTIKEL 38:
De geschreven aanvraag voor het bekomen van een machtiging van aanleg van een terrein voor <paramotoren> met een permanent karakter dient gericht te worden aan het Directoraat-generaal Luchtvaart.
De aanvraag gaat vergezeld van een technisch dossier bestaande uit:
ARTIKEL 39:
De uitbater van een terrein voor <paramotoren> met een permanent karakter brengt het Directoraat-generaal Luchtvaart zonder uitstel op de hoogte van:
ARTIKEL 40:
§1:
De controle van de overeenstemming van het terrein met de bepalingen vastgelegd in dit besluit wordt uitgevoerd door het Directoraat-generaal Luchtvaart. Zij vindt plaats:
§2:
De machtiging van aanleg of van elke aanpassing ervan, wordt afgeleverd aan de uitbater of overgedragen aan een nieuwe uitbater door de Directeur-generaal nadat door het Directoraat-generaal Luchtvaart is vastgesteld dat voldaan is aan de bepalingen van dit besluit.
§3:
De geldigheidsduur van de machtiging van aanleg van een terrein voor <paramotoren> met een permanent karakter is onbepaald.
ARTIKEL 41:
De Directeur-generaal kan:
ARTIKEL 42:
Wanneer de luchtvaartveiligheid dat vereist, kan de Directeur-generaal beslissen het gebruik van een terrein voor <paramotoren> tijdelijk of definitief te verbieden.
SAMENVATTING HOOFDSTUK 6: TERREINEN VOOR PARAMOTOREN
ARTIKEL 43:
De bewegingen van <paramotoren> zijn onderworpen aan het koninklijk besluit van 15 september 1994 tot vaststelling van de vliegverkeersregelen. Daarenboven :
ARTIKEL 44:
De bestuurder van een paramotor meldt onmiddellijk elk incident of ongeval, dat zich voordoet bij het gebruik van het luchtvaartuig, aan het Directoraat-generaal Luchtvaart en de bevoegde instantie.
SAMENVATTING HOOFDSTUK 7: BEWEGINGEN
Overzicht van de minimale vlieghoogtes (foto in .jpg).
ARTIKEL 45:
Inzake de handelsluchtvaartexploitatie, kunnen de <paramotoren> uitsluitend gebruikt worden voor publiciteit aangebracht op het zweefscherm, mits voorafgaande machtiging van de Directeur-generaal.
SAMENVATTING HOOFDSTUK 8: HANDELSLUCHTVAARTEXPLOITATIE
ARTIKEL 46:
De vergoedingen vermeld onder de rubriek "Inschrijving van luchtvaartuigen" van het koninklijk besluit van 14 februari 2001 tot vaststelling van de vergoedingen waaraan het gebruik van zekere openbare diensten betreffende de luchtvaart is onderworpen, zijn eveneens van toepassing voor wat betreft de registratie van <paramotoren>.
ARTIKEL 47:
§1:
Mits voorlegging van een schriftelijk bewijsstuk, kunnen de vlieguren als bestuurder van een paramotor uitgevoerd vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, gedurende een periode van twee jaar ingaande op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, worden in rekening gebracht als vliegervaring zoals bepaald in artikel 26.
§2:
De Directeur-generaal kan personen machtigen om, gedurende een overgangsperiode van een jaar ingaande op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, de functies van monitor uit te oefenen indien zij houder zijn van het brevet `monitor' uitgereikt door de vzw. Belgische Paramotor Federatie. Na het verstrijken van deze overgangsperiode wordt de bevoegdverklaring hernieuwd overeenkomstig de bepalingen van artikel 30 van dit besluit.
SAMENVATTING HOOFDSTUK 9: DIVERSE EN OVERGANGSBEPALINGEN
Dit referentieformulier kan je hier downloaden en invullen met een pdf-programma (of afdrukken, invullen en inscannen).
Dit ingevulde en ondertekende document heb je nodig om uw paramotorscherm te registeren, wat sinds 2020 ook online kan en dus veel eenvoudiger en sneller is (maar het referentieformulier moet je nog altijd uploaden)! Je moet dit referentieformulier eigenlijk ook altijd bij je hebben als je gaat vliegen, ondanks je een registratiebewijs ontvangt "na" het indienen van dit referentieformulier, ... hmm, waar is de logica? Het referentieformulier is eigenlijk het aanvraagformulier om uw registratiebewijs te ontvangen.
I. THEORETISCHE PROEF
De kandidaat moet voor de theoretische proef slagen met minstens 70 % van de punten voor elk van de volgende vakken:
II. PRAKTISCHE PROEF
De kandidaat moet, alleen aan boord, slagen voor een praktische proef bestaande uit:
I. EEN DIDACTISCH EXAMEN OP DE GROND
De kandidaat bewijst zijn kennis en bedrevenheid in het geven van onderricht voor volgende onderwerpen:
II. PRAKTISCH EXAMEN
Wordt tot het praktisch examen toegelaten, de kandidaat die slaagt voor het examen I. De kandidaat bewijst zijn bedrevenheid in het onderrichten van:
op de grond:
in vlucht:
a) oefeningen:
b) navigatie:
voorbereiding en uitvoering van een overlandvlucht tussen 3 punten over een afstand van minstens 7 kilometer tussen ieder punt.
De bestuurders die houder zijn van een toelating tot het besturen van een ULM/DPM, van een vergunning van privaatbestuurder (vliegtuigen) of privaatbestuurder (helikopters) of van een hogere vergunning zijn vrijgesteld van deze navigatieproef.